Louis Tinner, de man die werk vond, is soms erg eenzaam. Angstig beweegt hij zich in zijn 'Verlaten Boekenpaleis'. Hij
verlangt naar mooie vrouwen die goeie boeken lezen. Hij kijkt uit naar de komst van het koffiemeisje. Hij hoopt op boeiende
gesprekken met literatuurkenners. En ook wil hij Brussel nog bewonderen, badend in zonneschijn.
Maar het regent. De bibliothecaris doet niks. Hij zit, loopt rond, hij denkt, hij stamelt, hij drinkt, hij rookt. Soms
weerklinkt zijn langgerekte lach. Louis Tinner is bang, en terecht.