Het Financieele Dagblad vroeg twaalf literaire auteurs een zomeressay te schrijven over Geld . Zij kregen alle vrijheid
bij het bepalen van de invalshoek en het invullen van het thema.
De Vlaamse schrijver Herman Brusselmans gaf de aftrap met zijn essay Geld en afkomst . Brusselmans ging uitgebreid in op
zijn jeugd en hoe die gevormd werd door een voortdurend gebrek aan geld.
Herman Brusselmans
Geld en afkomst
Wij waren thuis arme mensen. Zo was er ternauwernood geld voor slechts één eigen huis, één auto, één veranda en één
wijnkelder, want m'n vader was dol op een lekker glaasje château. Veel eten deden we niet. Als er al een maaltijd op tafel
kwam was die niet meteen om je vingers en duimen bij af te likken. Ik herinner me bijvoorbeeld een gestoofde raap in een
sausje van heb ik je daar. Met z'n allen drie dagen diarree, behalve m'n grootmoeder, die net toevallig die drie dagen met
vakantie was op de Waddeneilanden.
Hoe kon uw grootmoeder zich die reis permitteren, meneer Brusselmans? hoor ik hier en daar al vragen. Welnu, vakantie op
de Waddeneilanden was in die tijd heel goedkoop. Als je, zoals m'n grootmoeder, drie dagen eenzaam in een bos op Texel ging
zitten, je voedend met planten en wat mos, dan kon je je vakantie praktisch voor niks doorbrengen. Plus, vervoerkosten had
ze ook weinig want ze ging erheen (en kwam overigens weer terug) op haar fiets uit 1944. Die oorlogsfietsen waren praktisch
onverwoestbaar, vaak omdat ze gegoten waren in staal uit het Ruhrbekken. Verder moet je mij daar niet te veel over vragen,
want ik ken het Rurhbekken niet zo goed. Ik weet dat het een bekken is in de buurt van de Ruhr, en dat is het zo ongeveer.
Helaas werd grootmoeders fiets in 1966 gestolen.
Ondertussen groeiden wij op. M'n broer probeerde een carrière op te bouwen als illusionist op kermissen. Daar verdiende
hij weinig mee, hoewel hij bijna alles kon wegtoveren. Het probleem was dat hij het niet kon terugtoveren en op die manier
raakten vele kermisgangers hun horloge, hun schoenen of op een keer zelfs hun verloofde kwijt. Maar dat was een lelijk wijf,
dus de man die haar kwijtraakte maakte er niet echt een punt van. M'n zusje, op haar beurt, probeerde poen te pakken als
paaldanseres. Op zekere dag, tijdens een voorstelling in nachtclub Oui Oui in Sint-Gillis-Waas, viel ze om met paal en al
en brak ze drie beenderen. Nooit zou ze nog paaldansen. Wat ze dan wel ooit nog zou doen, dat kan ik opsommen op de vingers
van één hand. Ze werd uit arren moede dan maar assistente van m'n broer. Sindsdien heb ik niks meer over haar vernomen.
Ik, op mijn beurt, wilde hogere studies aanvatten. 'Daar is geen geld voor', zei m'n vader, 'tenzij je ze zelf betaalt.'
'Wát?' zei ik woest. 'Ik m'n studies zélf betalen? Oké dan maar.' Het was nu de kwestie om een baantje te vinden in de
avonduren. Let op, ik spreek hier over de jaren zeventig, dus ik weet waarover ik spreek. De baantjes in de avonduren lagen
niet zomaar voor het rapen. Iedereen ging vroeg slapen. Toch vond ik er eentje, en werd nachtwaker in een fabriek waar men
sokken assembleerde. Sokken of geen sokken, ik verdiende toch maar mooi een loontje en dat ging bijna volledig op aan m'n
inschrijvingsgeld voor de universiteit, m'n studieboeken, m'n schoolgerief en nu en dan het bezoek aan een prostituee, want
ik was een hitsige jongen in die periode. Ik werd niet voor niks 'De Wandelende Erectie' genoemd, of ook wel eens simpelweg
'Lul'. Waar had ik het over?
Nou ja, in 1976 studeerde ik eindelijk af en ik kon me thans op de reguliere arbeidsmarkt begeven. Ik had het plan
opgevat om, in tegenstelling tot m'n grootouders, m'n ouders, m'n tante Paula en m'n oom Frans, buurman Jefke Vanderstraeten
en z'n geestelijk onvolwassen vrouw Rita (ze verzamelde natte washandjes), en - om maar iemand te noemen - de melkboer, erg
rijk te worden en daarom solliciteerde ik als beursgoeroe in Wall Street. Dat mislukte echter en ik nam het eerste vliegtuig
terug naar België. Daar vroeg ik me af: wat kan ik goed? Niet veel eigenlijk. Ik was dan wel een summa cum laude afgestudeerd
filosoof, maar wat ben je daarmee? Dat je in minder dan twintig woorden de zin van het leven kan uitleggen wil niet zeggen
dat je binnen de vijf jaar miljonair bent.
Het was me wel opgevallen dat ik redelijk leuk kon schrijven. Nu en dan schreef ik een stukje en dat liet ik dan lezen
aan enkele van m'n vrienden en die zeiden praktisch allemaal: 'Herman, jij kan een aardig potje schrijven.' 'Vinden jullie
dat?' vroeg ik voor alle zekerheid. 'Jazeker, Herman', zeiden m'n vrienden. Waar heb je tenslotte vrienden voor? Kortom, ik
besloot om schrijver te worden. Mijn grote idool was Harry Mulisch. Niet alleen kon ook hij een aardig potje schrijven,
bovendien was hij multimiljonair. Om te weten te komen hoe dat precies in z'n werk ging zocht ik hem op. 'Ga zitten', zei de
heer Mulisch. Ik ging zitten. Ik vroeg hem meteen: 'Meneer Mulisch, hoe kan ik veel geld verdienen met m'n literatuur?' Hij
nam een trekje van z'n pijp, dacht diep na, en wilde net gaan antwoorden, toen hij ineens erg bleek werd en van z'n stoel op
de grond zeeg. En zo was ik getuige van de allereerste maagbloeding die Harry Mulisch ooit gehad heeft. Ik belde direct een ambulance.
Eigenlijk moet je het allemaal zelf doen, waarbij niemand je echt kan helpen. Zodoende begon ik aan m'n eerste roman, De
behaarde pruim. Geen enkele uitgeverij wilde die uitgeven. 'Waarom niet?' vroeg ik aan een van de uitgevers. 'Niemand zit te
wachten op een roman zonder lidwoorden erin', zei hij. 'Staan er geen lidwoorden in?' vroeg ik stomverbaasd. Ik herlas m'n
eigen manuscript, en die uitgever had gelijk: geen enkel lidwoord. Waar had ik gezeten met m'n gedachten?
Mijn volgende boek, Het zinneloze zeilen, bevatte wel een aantal lidwoorden, en werd dan ook algauw gepubliceerd. Nou, de
rest van het verhaal kennen jullie wel. Binnen de vijfentwintig jaar werd ik een van de beroemdste schrijvers van Vlaanderen
en Nederland, en zoiets brengt geld op. Geen wonder dat ik tegenwoordig over een eigen huis beschik, een auto, een veranda,
een wijnkelder en jazelfs een originele fiets uit 1944, die me 8500 euro heeft gekost, want dingetjes uit de Tweede Wereldoorlog zijn niet goedkoop.
Er wordt mij door m'n talloze fans wel eens gevraagd of ik geld belangrijk vind. 'Ja', antwoord ik dan. Verder houd ik
m'n mond over geld, omdat ik niet het type ben dat er in het openbaar mee opschep dat hij veelvuldig miljonair is. Want
nooit zal ik m'n afkomst vergeten.
This page was created by Erik 'PalmBoy' RAEYMAEKERS
created on 08-09-2005 - last updated on 08-09-2005
You're visiter number since 08-09-2005