Mijn voetbaldroom
Kijk, in mijn voetbaldroom
gaat het ongeveer zo: Ik ben 29 jaren oud en ik heb het wel gezien bij
Anderlecht. Er zijn een aantal redenen. Die
zal ik even noemen, zodat u weet waarover ik spreek, want anders zou u
zich gebeurlijk afvragen: "Waar heb die man het nou in godsnaam
over?" Dat zal ik u zeggen.
Ten eerste, de ex
Joegoslavische trainer van Anderlecht, Ponton Pantevic, staat me niet aan.
Oké, hij mag dan vorig seizoen wel kampioen geworden zijn met zijn
ex-Joegoslavische club Sandor Trablonky FC (bijgenaamd 'De Servische
Wehrmacht'), maar wat dan nog. Alsof ik daar wakker van lig. Pantevic kent
niks van voetbal, en daarmee over en uit. Volgens hem is de basis van
ieder tactisch concept 'de ingooi van achterin'. We trainen er uren en
uren op om de tegenstander tijdens z'n aanval tot het over de lijn werken van de bal
te forceren zodat wij die fameuze `ingooi van achterin' krijgen, waarna we
niks anders moeten doen dan rekenen op de enorme armkracht van onze
linkerverdediger Stefan Van Moerkerke, die in z'n ingooiwerk al z'n
frustraties legt, vanwege de transfer naar Sporting Gran Canario die hij
twee seizoenen geleden misliep omdat z'n moeder op sterven lag en maar
blééf op sterven liggen, de teef. Ze leeft trouwens nog altijd, en baat
thans een mossel- en scampikraampje uit in de buurt van Station Noord.
Enfin, Van Moerkerke gooit dan de bal in en wij er allemaal achteraan dus.
Met wat geluk maken we op die wijze wel 'ns een doelpunt, maar voor
hetzelfde geld gooit Van Moerkerke vaker dan ons lief is de bal gewoon
over de tribune het bos in. En zo is het altijd wat.
Kortom, die Pantevic kent er
geen kloten van. Hij is trouwens
helemaal geen prettige man, vooral niet als hij een kwaaie dronk heeft, en
die heeft hij meestal al tijdens de rust. Tjonge, wat we in de kleedkamer
soms te verduren krijgen van die eikel, een ex-Joegoslavisch woordenboek
schiet er te kort bij. En je begrijpt er natuurlijk geen bal van. Op den
duur pik je desondanks wel 'ns een uitdrukking op, bij voorbeeld 'Iznav
baratsj slobo arkaniç', wat betekent: `Ik steek zo meteen je lul in je
eigen reet, rotzak'. Ga na dat soort beledigingen van je trainer maar 'ns
met een gerust gemoed de tweede helft in.
Ten tweede, de medische staf
van Anderlecht is evenmin uit het juiste hout gesneden. Toen ik in de
bekerwedstrijd tegen Hoplala Beervelde, een vierdeklasser die het in de
bekercompetitie niet onaardig deed, een elleboogstoot tegen m'n smoel
kreeg waardoor mij tijdelijk het zicht ontstolen werd, riep
onze clubdokter, dr. Zongo (een ex-Zaïrees), vanaf de zijlijn in het
krakkemikkige Frans van hem dat ik voor eenieders gemak nu even vertaal:
"Speel maar door, Brusselmans, je spelinzicht is toch al niet je
sterkste puntl"
Daar kan ik nou echt pissig om
worden. Met m'n spelinzicht is godverdomme helemaal niks mis. Ik geef toe
dat ik 'ns.een periode heb gekend waarin ik, iedere wedstrijd weer, als een
soort van twaalfde man fungeerde voor de tegenstander, zo veel slechte
passes en verkeerde voorzetten gaf ik, maar dat had niks met mijn
spelinzicht te maken, wel alles met de enorme depressie waarin ik, vanwege
liefdesperikelen (ik was stapelverliefd op het Ultieme Droommeisje Famke
Janssen) verzeild was geraakt, zodat ik me niet echt op het spel kon
concentreren. Tegen die depressie schreef Zongo me overigens
een papje van gistende eikenbladeren voor, gedrenkt in regenwater uit een
onweersbui bij volle maan. De schijterij hield ik eraan over, en verder
niks.
Ten derde, ik word bij
Anderlecht zeer slecht betaald, in natura dan nog. Per gewonnen punt krijg
ik, via onze sponsor (afgevaardigd beheerder van meubelgigant Meubelen
Zijn Leuk), een salontafeltje, een dressoir of naar keuze een kurken mat.
Wat moet je daar op den duur mee?
Laten we eerlijk zijn: een
transfer dringt zich op. Maar ja, een
transfer waarhéén? M'n manager raadt me aan om het in Italië te
proberen. De pest is dat ik ongeveer de meest achterlijke manager aller
tijden onder contract heb. Hij heeft van voetbal zoveel kaas gegeten als
die kaasboer uit Waasmunster wiens kaashandel al na één dag failliet
ging omdat hij z'n eigen producten absoluut niet te vreten vond en ze aan
iedereen ten stelligste afraadde. (Hij had wel een heel geile dochter, met
van die tietjes onder een strakke bloeze, doch dit terzijde. Met die
wijven altijd. Niks dan ambras ermee.)
Welja, m'n manager, die deugt
niet, ik zweer het. Italië? Wat moet ik in Italië gaan uithangen? Ik
spreek geen drie woorden Italiaans, of je zou Uno Dos Très moeten
meerekenen (wat trouwens Spaans is, geloof ik), en het Italiaanse voetbal
is ook niet meteen m'n kopje thee. Altijd maar catenaccio, de hele tijd
door, negentig minuten lang, en als het geen catenaccio is, dan is het wel
dat strontvervelende azzurri, en daar kan ik, als technisch ingestelde
speler, totaal niet mee om.
Zodoende zeg ik tegen m'n
manager: "Alessandro, ik ga helemaal niet naar Italië voetballen.
Dan ga ik verdomd nog liever naar Schotland voetballen, daar kunnen ze
tenminste nog een prima hakbal appreciëren." Dat had ik namelijk 'ns
gelezen in Voetbal
International, dat Schotten gek zijn op hakballen. Je mag bij dit alles
niet vergeten dat ik als het ware zo ongeveer een hakbalspecialist kan
genoemd worden. Geef mij een bal en ik maak er gehakt van, niet meer of
niet minder. Het klinkt allemaal een beetje onnozel, ik zal de laatste
zijn om het te ontkennen, maar ja, in een droom gebeuren nu eenmaal een
boel onnozele dingen.
Goed, mijn manager zoekt
contact met de Schotse club Smothering United, een doordeweekse meeloper
in de eerste divisie, sectie Highlands. Ze willen mij ruilen tegen hun
verdedigende middenvelder Ian McTriple. Ze zouden Ian McTriple ruilen
tegen een struisvogel met een mank been, zo graag willen ze 'm kwijt.
Anderlecht weigert echter, ze
willen hun struisvogel met een mank been (sinds kort de mascotte van de
club, op aandringen van de co-sponsor, een struisvogelhandelaar) niet van
de hand doen. Mij willen ze wel van de hand doen, maar niet in ruil voor
Ian McTriple, die erom bekend staat dat hij wel eens scheidsrechters durft
te bijten (in hun scrotum) en dat soort enfants terribles wil Anderlecht
niet meer in z'n team sinds ze eindelijk van Gilles de Bilde zijn
afgeraakt. Geen Schotland dus.
'Allesandro," zeg ik
tegen m'n manager, "zoek dan een club in Nederland. Ik ben gek op
Nederland. Ik hou van zijn vorstin, zijn volk, zijn landschap, en zijn
blote wijven." Dat is geen loos gezwam, ik ben inderdaad gek op
Nederlandse vrouwen. Ik vind ze zulke lekkere diertjes, dat kan je niet
geloven. Zet een Nederlands grietje met gespreide benen op m'n gezicht en
m'n dag kan niet meer stuk.
"Si, Ollanda," zegt
Allesandro, en hij gaat effectief op zoek naar een club voor mij in het
prachtige land van tulpen, klompen en blote wijven.
Ik zou natuurlijk het liefste
ingelijfd worden door Ajax, maar dat kan dus niet omdat Ajax niet meer
bestaat. Jammer hè. Ajax werd opgeheven nadat de nieuwe voorzitter, Huug
Kalebas De Fooy Gortman (rijk geworden met de koop & verkoop van oud
geld), besloot dat voetbal eigenlijk maar een debiel spelletje is en alle
spelers een badmintoncontract aanbood dat ze niet konden weigeren. Tevens
veranderde hij de naam van de club en kan je thans in het Olumpies Stadion
een hoop badmintonwedstrijden bekijken van Kalebas Badminton Boys, zoals
Ajax tegenwoordig zodoende heet.
Ik blijf het jammer vinden.
Gelukkig vonden een aantal Amsterdamse grootindustriëlen, onder leiding
van bankmagnaat Jantje Janssen, dit ook, en uit de as van Ajax verscheen
de nieuwe club, FC Pijpum Amsterdam, een inderhaast bekokstoofd
fusieresultaat van Snel en Rap De Pijp en Schop Maar Raak Mokum, twee
lagere-divisieteams die samen sterk staan. FC Pijpum speelt weliswaar
voorlopig slechts in De Eerste Divisie, maar promotie is nakende.
Nadat ik voorstellen van NEC,
De Graafschap, Hank, Dussen, Feyenoord en PEC Zwolle heb weggelachen, kan
Alessandro me eindelijk onderbrengen bij Pijpum. Niet dat het de
perfecte club is. Zo heeft trainer Cees Bijtmemaar nog nooit van de hakbal
gehoord, en is de hulptrainer, William Portomané, een heuse neger. Toch
voel ik me meteen prima bij Pijpum en reeds de zondag na m'n transfer mag
ik meespelen tegen Walgvogels Bergen op Zoom, een team dat het aardig doet
en nog in de running is voor een Europees ticket.
De tribunes zitten afgeladen
vol. Diverse notabelen zijn van de partij, waaronder de
burgemeester, de pastoor, André Hazes, een delegatie van de Russische
mafia, de leraar Aardrijkskunde van de Montessori-school, de koningin, een
handvol belangrijke personen en eveneens aanwezig is het nichtje van onze
voorzitter, niemand minder dan m'n Grote Onbereikbare Liefde... FAMKE
JANSSEN! O mijn God, wat ben ik nerveus.
Walgvogels scoort eerst,
vervolgens nog tweemaal. Het ziet er dramatisch uit. Tot onze spits, de
ex-Duitser Jürgen Luxemburg, twee keer in eigen doel kopt, gelukkig het
eigen doel van Walgvogels. Twee-drie. Nog een minuut of twee, drie te
spelen (de stadionklok heeft het, net op dit moment, begeven). Spanning
alom.
Onze stofzuiger op het
middenveld, de ex-Maastrichtenaar Ole Lündsson, besluit maar 'ns om er
drie-drie van te maken. Bedankt, Ole.
Nog twaalf seconden (misschien
elf, misschien dertien). Ik verover de bal, weet van wurgende angst totaal
niet wat ermee aan te vangen, en in opperste paniek geef ik een lel van
een hakbal tegen het lederen monster. VIA DE PAAL BINNEN! Pijpum wint met
vier-drie! We zijn kampioen! Wat een vreugde, wat een jolijt. Et cetera.
Ik ben voor alles blind,
behalve voor de vanuit de tribune aanstormende
Famke Janssen, die mij op haar schouders tilt en een ererondje met mij
loopt. Onderweg vraagt ze mij hijgend of ik met haar wil trouwen. "Eindelijk vraagje het,
mijn schat!" roep ik hysterisch, en de volgende ochtend trouwen we en
verhuizen we naar Hollywood, waar Rob Reiner een film maakt over mijn
leven, onder de titel De Beste Voetballer Van De Wereld.
De film flopt enorm, maar
desondanks zijn Famke en ik een gelukkig stelletje, met twee kinderen,
Guus en Marijke. Wat heeft het voetbal toch veel voor mij betekend!
(HB te Gent, mei '00) |