Omtrent Van Basten

info



Marco van Basten is een enigmatische persoonlijkheid. Sommigen noemen hem een sfinx, anderen een raadsel verpakt in een enigma. Ik hoorde zelfs iemand hem een sfinx verpakt in een raadsel noemen, doch dat was een idioot en als er één ras is met wie we maar beter geen rekening kunnen houden is het met de idioten. En de nitwits. En de halve debielen. En m’n buurman Jean-François, die een idioot is, verpakt in een nitwit.

Maar goed, wie is Marco van Basten eigenlijk? Welnu, Marco van Basten is een rijzige verschijning van boven de één meter tachtig, met een leuk gezichtje, klaar kijkende bruine oogjes, een weerspannig kapseltje en tevens is hij, als je er eens goed over nadenkt, van een gemiddelde intelligentie, terughoudend maar met een eigen willetje, beschikkend - zij het op de juiste momenten - over een spitse geest, en met een bereidheid om zich te kleden op de juiste manier. Nu en dan heeft hij een charmante glimlach op de lippen, maar vergis je niet: achter die ene glimlach verschuilt zich een hele wereld aan tegenstrijdige emoties, die hij echter voor de goede verstaander verborgen weet te houden. Het is, kortom, geen wonder dat Marco van Basten aantrekkelijk wordt geacht zowel voor vrouwen, die in hem een seksueel attractieve gozer zien, als voor mannen, die er allemaal van dromen dat zij het zouden geweest zijn die het tweede doelpunt tegen Rusland scoorden in 1988, hoewel dat doelpunt, als we eerlijk zijn, een gepatenteerde lucky goal was. Plus een flater van de keeper. Die had maar een halve meter hoger moeten springen en hij had de bal zonder twijfel in z’n grijpgrage handjes gehad. Ik bedoel maar.


De kwestie is dat slechts zeer weinige mensen de echte Marco van Basten kennen zoals hij in werkelijkheid is. Ik zal niet beweren dat ikzelf hem in die hoedanigheid ken, maar ik herinner me wel dat ik ooit met hem een heel interessant gesprek had, waarbij hij even z’n maskers liet vallen. Het was in 2003. Op een goeie dag, ‘s avonds om zes uur, zou Jong Ajax een oefenpartij spelen tegen Jong Anderlecht, in het Constant Van den Stock-stadion. Ik zou persoonlijk van de partij zijn omdat m’n neef Abdullah, de zoon van m’n zus Klaartje en haar man Mohammed Balali, z’n eerste wedstrijd voor Jong Anderlecht zou spelen, en dit op zestienjarige leeftijd, wat geen wonder hoeft te heten, want Abdullah is een van de talentrijkste jongeren die in het België van de eenentwintigste eeuw ooit een paar voetbalschoenen heeft gedragen. Het is een rijzige jongen, zonder moeite te beschouwen als een vlot scorende spits, en gezegend, niet alleen met het talent hem eigen, doch evenzeer met een ijzersterke wil om het in de voetballerij van tegenwoordig erg ver te schoppen. Zo traint hij als bezeten, gaat iedere dag om half tien naar bed, eet geen varkensvlees, drinkt geen Pepsi, en zit alleen achter de meisjes aan als hij er zo goed als zeker van is dat er zo snel mogelijk neuken van komt, zodat hij zich voor de rest van dat mokkel kan distantiëren, omdat het gedoe met de wijven nefast kan aflopen voor een voetballer.

Dus ik in m’n Porsche naar Anderlecht. Ik mocht natuurlijk parkeren op de VIP-parking, daar ik niet voor niks de zeer beroemde schrijver Herman Brusselmans ben, geliefd bij een groot publiek, geëerd om z’n vakmanschap en bewonderd om z’n stilistiek, maar evenzeer om z’n boeiende en bescheiden persoonlijkheid. Ik ging eerst een koffietje drinken en in de lounge werd ik begroet door achtereenvolgens Michel Verschueren, de oude heer Van den Stock, de jonge heer Van den Stock, Hugo Broos, een man die ik niet kende, de kantinejuffrouw, Paul van Himst, Glenn de Boeck en nog een andere man die ik niet kende (na een half uur bleek dat niemand hem kende en hij werd discreet uit de lounge en uit het stadion tout court verwijderd.)

Niet veel later begon de wedstrijd reeds. Het was jammer genoeg een partijtje van niks, met veel slechte passes, slechts vijf hoekschoppen, een 0-0 einduitslag en een Abdullah Balali die slechts een schim was van zichzelf zodat ik hem later die avond, zoals het een goeie oom betaamt, eens goed de levieten zou lezen. Maar zover waren we nog niet. Een half uur na de wedstrijd kwam de teamdelegatie van Ajax nog wat nakaarten, alsmede een drankje nuttigen, in de lounge. Wie meteen opviel was de grote Marco van Basten. Bijna meteen bestelde hij een Spa Rood, keek wat onwennig om zich heen, liet z’n blik op mij rusten en kwam als een speer in m’n richting. Wat krijgen we nou? dacht ik nog in een flits, maar voor ik het wist had Marco reeds z’n hand naar me uitgestoken, zodat ik ze schudde, en hij zei tegen mij: ‘Meneer Brusselmans, ik ben een zeer grote fan van uw oeuvre.’

Over voetballers, ex-voetballers en iedereen die iets met voetbal te maken heeft wordt wel eens beweerd dat ze, als ze een boek zien, er zo ver mogelijk van weg spurten, maar dat is zonder Marco van Basten gerekend. Tijdens het gesprek dat we hadden bleek dat hij een door de wol geverfd lezer is, en dan vooral van mijn boeken. Hij had zo maar eventjes 23 van m’n 42 werken gelezen, en hij zei dat ze z’n perceptie van het leven, de mens en de wereld als geheel volledig hadden veranderd. Z’n favorieten zijn De man die werk vond, De terugkeer van Bonanza, Leven en werken van m’n buurman Jean-François, en De kus in de nacht, inderdaad allemaal boeken van zeer grote betekenis voor de Nederlandse literatuur.

Lange tijd sprak ik met Marco en ik moet zeggen, het was lang geleden dat ik zo’n interessante vent had ontmoet. Ik beloof dan ook dat ik ooit z’n definitieve biografie zal schrijven, zodat eindelijk duidelijk zal worden wie deze enigmatische persoonlijkheid eigenlijk is. Het boek zal verschijnen bij uitgeverij Prometheus en 419 pagina’s tellen.


Bron : voetbalmaandblad Johan: september 2004

This page was created by Erik 'PalmBoy' RAEYMAEKERS

created on 08-09-2004 - last updated on 08-09-2004