Een beetje autistisch

Tekst: Roel Neijts - Foto: Aukje van Hout

‘Eddie! Neen!’ Herman Brusselmans’ stem galmt door het Gentse appartement. Te laat: het enthousiaste Lhasa Apso leeuwtje Eddie heeft zojuist z’n tanden in mijn veters gezet. Het is een warm onthaal in Huize Brusselmans, uitvalbasis van misschien wel de beste, en meest geïrriteerde, Vlaamse auteur ooit.

foto: Aukje van Hout

Herman Brusselmans (49), schrijver van onder andere De kus in de nacht, Ex-drummer en het dit jaar verschenen Muggepuut, woont samen met zijn vrouw Tania (‘ze wordt 43, maar ziet eruit als 34’) en hond in het Gentse centrum. Dankzij Eddie (1) zijn mijn veters kapot, maar in plaats van hem met een rotschop op afstand te houden, geef ik hem gemoedelijk een aai. Het is niet aanbevelenswaardig de Vlaamse veelschrijver tegen je in het harnas te jagen. Tenminste, als we zijn boeken mogen geloven. De hoofdpersonen uit Brusselmans’ oeuvre – inmiddels tegen de vijftig romans – zijn veelal cynische en ironische mannelijke Gentenaren, die het fysieke en verbale geweld niet schuwen. En het is een publiek geheim dat Brusselmans zijn personages vaak uit zeer directe bron put.

ANS: Vertelt u eens, meneer Brusselmans, hoe klote is de wereld die u ingaat wanneer u de deur achter u dichttrekt?

Brusselmans: ‘Ik zie mezelf nog altijd beschermd op een eiland, in mijn eigen huis met Tania en de hond. Alles daarbuiten is de grote boze buitenwereld. Die heb ik altijd al klote gevonden. Wanneer je tegenwoordig ’s nachts op straat bent, loop je per definitie gevaar. Ik ga uit van het potentiële: de kans bestaat immers dat ik word neergeknuppeld of beroofd. Daar houd ik immer rekening mee. Maar met de menselijke bedreiging houdt het niet op: dat slenteren van mensen, het trage voortbewegen van de massa, de bedrukte gezichten op straat. Niemand is nog vrolijk. Iedereen maakt zich druk om zijn kleine lullige leven. De mensheid is zo banaal.’

ANS: Dat klinkt alsof u niet in een dichtbevolkte stad thuishoort.

Brusselmans: ‘Nog liever dan de continue stilstand heb ik de continue bedreiging. Ik mag dan zeggen dat ik alle mensen gevaarlijke klootzakken vind, ik heb ze wel nodig.’

ANS: Bent u vaak onder de mensen?

Brusselmans: ‘Dat wat mensen opzoeken ter vermaak, vermijd ik. Ik ben dol op rockconcerten, maar ik ga er niet heen. Ik kan fysiek niet tegen die massa, al die mensen in een ruimte… dat is mijn ding niet. Eenmaal per dag loop ik met Eddie hier door Patershol, onze wijk. Een klein blokje om.’

ANS: De hoofdpersonen in uw boeken heten Herman Brusselmans, of hebben op z’n minst nogal veel van u weg. Het typische Brusselmansiaans cynisme bijvoorbeeld. Heeft u voor hen een wereld gecreëerd die voor u als Utopia geldt?

Brusselmans: ‘Ho, ik voel me wel op m’n gemak in deze wereld: thuis bijvoorbeeld, of in een restaurant met mensen die me aanstaan. Het stukje Utopia dat haalbaar is in het leven, vind ik wel. Sterker nog, ik hoef ervoor de deur niet uit. Maar het échte Utopia, dat is een zoektocht naar alles wat fantastisch is. Je kunt je geweldig voelen, leuke mensen ontmoeten en je ongelooflijk amuseren, maar wanneer je plotsklaps diarree krijgt, is het allemaal naar de klote. Zo is het is altijd wel wat. Mijn motto is ook: “Het is altijd wel wat, het is niet goed of het deugt niet.” Hoe dat komt? Dat zit in mijn leven, en dat is goed.’

ANS: Waarom is dat goed?

Brusselmans: ‘Het is een goede basis voor het schrijverschap. Een persoon die alles fantastisch vindt, schrijft geen literatuur. Die gaat op het terras zitten en denkt niet aan schrijven.’

ANS: Uw hoofdpersonen zitten anders wel verdacht vaak op het terras.

Brusselmans: ‘Er wordt op dat terras heel wat afgeluld en daarmee wil ik iets zeggen: wat hebben mensen elkaar in godsnaam te vertellen? Altijd weer dat eeuwige “hoe gaat het?”. Ik probeer dat te doorbreken en stel wel eens de vraag “wat heb je gegeten vandaag?” of “hoe gaat het in de liefde?”. Laten we ergens over praten, mens, geef mij informatie! Dat Feyenoord gisteren heeft verloren, lees ik wel in de fucking krant. In mijn boeken zijn zulke echt informatieve vragen, die mijn personages ook stellen, ook stilistisch van aard.’

ANS: Om de kleinburgerlijkheid te bekritiseren?

Brusselmans: ‘Niet zozeer de kleinburgerlijkheid, maar de nietigheid en de banaliteit. Wij, in de moderne, democratische en kapitalistische maatschappij, hoeven nergens voor te vechten. De hoofdtoon in ons leven is het banale en de sleur. Ik kan daar goed tegen, maar veel mensen willen de sleur doorbreken met behulp van zielige middelen: parachutespringen of een droom proberen te verwezenlijken. Dan denk ik: blijf gewoon thuis en lees een goed boek. Dan zouden ook de schrijvers tevreden zijn.’

ANS: Literatuurrecensenten zijn van mening dat u die thema’s eindeloos herhaalt.

Brusselmans: ‘Critici kunnen heel moeilijk tegen het ontheiligen van de literatuur. Elk boek moet onze wereld verklaren en voor de eeuwigheid zijn geschreven. Ik speel altijd met het genre antiroman. Het is belangrijk voor lezers om te weten dat een roman wordt geschreven door een schrijver achter zijn bureau. Zo had ik in Muggepuut een typefout gemaakt: in plaats van 1939 tikte ik 1399. Die vergissing heb ik niet gecorrigeerd. De kus in de nacht, een boek van zeshonderd pagina’s, begint met: “Ik heb alweer niks te vertellen.” Dat is allemaal complete onzin natuurlijk, maar als de lezer niet beseft dat de schrijver het heeft geschreven, moet ‘ie maar stoppen met lezen. In de literatuur heerst de dictatuur van het verhaal: alles moet kloppen. Lezers willen een verhaal dat ze zelf niet meemaken. Bullshit! De literatuur is simpelweg The Bold and the Beautiful, alleen met meer pretentie en diepzinnigheid. Bah, van “diepzinnigheid” krijg ik nu al het heen en weer. Wat is diepzinnigheid? Is naar Gent afreizen voor een interview diepzinnigheid? Of bidden tot een god? Ik zeg van niet. Ik lees graag goedgeschreven filosofie, omdat ik me ermee kan amuseren. Maar als Wittgenstein en Shakespeare – zogenaamd diepzinnig – niet goed konden schrijven, was hun werk volslagen lulkoek geweest. Als critici zeggen dat er geen diepgang in mijn boeken zit, roep ik: “Fuck off! Dat laat ik wel aan andere schrijvers over.” Trouwens, neem Tirza van Arnon Grunberg. “Diepzinnig en gelaagd”, zeggen de recensenten. “Een simpel, dwaas verhaaltje”, zeg ik. Op veel te veel bladzijden bovendien.’

ANS: De humor in uw boeken wordt wel begrepen?

Brusselmans: ‘Als critici al humor in de literatuur willen lezen, is het van die Grunberg-achtige, ietwat filosofisch lichtrelativerende humor. Ik schijf echter de ene grap na de andere. Dat wordt totaal niet ernstig genomen, terwijl Grunberg wordt beschouwd als een komisch schrijver. Ach, iedere schrijver heeft per ongeluk wel eens een grap in zijn boek.’

ANS: U klinkt gefrustreerd over Grunberg.

Brusselmans: ‘Ik ben niet gefrustreerd hoor, hij is gewoon een ontzettende eikel. Een gefrustreerd, klein, joods, ros mannetje dat wel talent heeft om te schrijven, maar dat op handen wil worden gedragen door professoren. Net als Mulisch trouwens: beiden hebben geen universitaire opleiding genoten. Ik wel, maar ik pak daar niet mee uit. Als je de filosoof wilt uithangen, maar je hebt geen scholing gehad, laat het dan alsjeblieft achterwege.’

ANS: Hoe wordt uw humor opgepikt door het publiek?

Brusselmans: ‘Een goed voorbeeld is het verschijnen van de verfilming van mijn boek Ex-drummer. Hier in België draait de film al in de cinema’s. Heel het land stond op zijn kop: “Immoreel! Verschrikkelijk! Walgelijk! Homo’s worden de put ingestampt!” Ook een grap in mijn nieuwste boek Muggepuut viel in verkeerde aarde. Danny, de hoofdpersoon heeft daar kinky seks met een meisje en zegt: “Het is niet omdat we seks hebben dat we een relatie moeten beginnen, want daar begin ik niet aan.” Zij zegt dan: “Ik voel me toch te jong om me te binden.” En als Danny vraagt hoe oud ze is, zegt ze: “Twaalf.”’

ANS: Ik kan me voorstellen dat zoiets gevoelig ligt in België. Ik noem een Marc Dutroux.

Brusselmans: ‘Wat nou Dutroux? Ík schijf de verhalen! Ik ga daar geen veertien van maken omdat Belgen twaalf te Dutroux-achtig vinden.’

ANS: Toch zegt men dat u milder bent geworden.

Brusselmans: ‘Klaarblijkelijk niet als je ziet wat voor bagger ik over me heen krijg. Ik schrijf nu wel minder over Bekende Vlamingen, omdat ik ooit een proces aan mijn broek had hangen. Ach, er blijven duizenden andere onderwerpen om over te schrijven. 90 procent van de Bekende Vlamingen is toch volslagen idioot.’

ANS: Wat is uw zwakste kant?

Brusselmans: ‘Mijn twijfel en onzekerheid. Dat zit ook in kleine dingen, zoals de zenderindeling op mijn televisie. Nederland 3 zit bij mij op kanaal zeven, maar onlangs zaten alle zenders op een ander kanaal door een storing bij de kabelmaatschappij. Toen ik dat ontdekte, zat ik op de rand van hysterie en wilde ik de televisie uit het raam gooien.’

ANS: Bent u autistisch?

Brusselmans: ‘Misschien wel een beetje.’

ANS: Wat vindt u uw sterkste kant?

Brusselmans: ‘Mijn relativeringsvermogen. Dat vloekt enerzijds met mijn zwakke kant, maar anderzijds kan ik kalm blijven bij zaken waar andere mensen onrustig van zouden worden. Mijn verkoopcijfers bijvoorbeeld, die lopen de laatste jaren wat terug. Ik denk gewoon: het volk koopt minder boeken, that’s it. Bovendien helpt het relativeren mijn twijfel en onzekerheid draaglijk maken. Neem bijvoorbeeld die televisiestoring. Ik leg me daar na een tijdje wel bij neer. Dan is het weer in orde, ik slaak even een zucht van verlichting, waarna ik gewoon weer verderga met mijn leven.’

Bron: Algemeen Nijmeegs Studentenblad: maart 2007

This page was created by Erik 'PalmBoy' RAEYMAEKERS

created on 03-03-2007 - last updated on 03-03-2007

You're visiter number since 03-03-2007