Het einde van mensen in 1967 - Eerste druk - Uitgeverij Prometheus

Het einde van mensen in 1967


Met nostalgie kijkt Herman Brusselmans in deze verhalenbundel terug op de archetypische Vlaamse volksmensen en hun nietig lijkende, maar onderhuids broeiende en bruisende levens op het platteland van de jaren zestig. Hij maakt hierbij gebruik van zijn kennis van zaken, zijn aangeboren mededogen met de outcasts en de simpele zielen en zijn geloof in de universaliteit van alles wat menselijk is: liefde, haat, verlangen, nijd, jaloezie, ambitie, angst, hartstocht, eeuwige tekortkoming en alles wat hiermee samenhangt.

Personages die in het ene verhaal een hoofdrol hebben, komen in andere verhalen terug in een bijrol. Wat in het ene verhaal raadselachtig lijkt, verkrijgt klaarheid in andere verhalen. Waarover men in het ene verhaal fluistert, schreeuwt men het uit in andere verhalen. De cirkel wordt steeds ronder.

'Het einde van mensen in 1967' is na zijn debuut 'Het zinneloze zeilen', Brusselmans' tweede verhalenbundel. Beide zijn merkwaardige buitenbeentjes in het immense oeuvre van de beroemde romancier en columnist die desondanks, ook in 'Het einde van mensen in 1967' geheel zichzelf blijft: spits, diepzinnig, grappig, verrassend - en uitermate uitzonderlijk.


Het einde van mensen in 1967 - Heruitgave 2005 - JM Meulenhoff BV

 
Uitgeverij: JM Meulenhoff BV
Verschenen: januari 2004
Uitvoering: paperback
Formaat: 17,5 x 11,3 cm.
Omvang: 199 pag.
Prijs: ca. 8 €
ISBN: 90-461-4026-1

Bestel de pocketuitgave van dit boek voor 8.27 € bij Azur.

HP/De Tijd over 'Het einde van mensen in 1967'


Waarom veelschrijver ten onrechte een negatieve kwalificatie is

        Het is misschien omdat het feuilleton in ons land nooit wortel heeft geschoten dat een schrijver met een grote productie laatdunkend "veelschrijver" wordt genoemd. Het Hollandse verstandshuwelijk tussen romantiek en calvinisme stelt als norm dat de kunstenaar - en dus ook schrijver - moet ploegen en zwoegen, moet schaven en schuren, moet worstelen en lijden. Al deze inspanningen zullen eens in de drie, vier jaar bekroond worden met een meesterwerk, waaruit al het overbodige is geschrapt.
        Een boek van een veelschrijver kan daarentegen niet veel wezen. Een schrijver, die aus einem Guss een heel oeuvre produceert, is bovendien verdacht. De veelschrijver heeft als enige ambitie om de schoorsteen te laten roken. Dat zijn ook zo'n beetje de klachten die Herman Brusselmans de laatste jaren te horen heeft gekregen.
        Ik ken niet al zijn werk en het is best mogelijk dat die kritiek voor een deel van zijn veertig titels terecht is, maar er zit ook een vreemd kantje aan dat verwijt van veelschrijverij. Er is geen leren zonder ervaring, er is geen kunnen zonder training. Wie op de honderd meter vlinderslag een gouden medaille wil winnen, moet honderden kilometers zwemmen. Stefan Zweig heeft gedacht dat je de geheimen van het schaakspel kunt doorgronden als je in je eentje in een cel zit, maar dat is onzin. Ook Kasparov moet regelmatig toernooien spelen om in vorm te blijven, hoeveel talent hij ook heeft. Voor bijna alle menselijke activiteiten geldt dat je er beter in wordt door het veel te doen.
        Herman Brusselmans is een schrijver die tegen de klippen schrijft en over wie recensenten tegen de klippen op schrijven dat hij veel schrijft. In zijn laatste boek Bloemen op mijn graf - of was het al weer zijn voorlaatste? - maakte Brusselmans deze fraaie opmerking: "Het schrijven ging moeizaam, ongeveer een pagina per drie minuten".
        Even een rekensom.
        Zijn allerlaatste boek Het einde van mensen in 1967 omvat precies twee honderd pagina's, wat betekent dat Brusselmans er op zijn moeizaamst zes honderd minuten over heeft gedaan. Dat is tien uur. Dat is vijf dagen twee uurtjes werken, en klaar is Kees: een nieuwe roman.
        Chapeau!
        Maar nu. De hamvraag. En die luidt: is Het einde van mensen in 1967 een goed boek? Hier past eigenlijk maar één antwoord Zelfs al heeft Herman Brusselmans dit boek in een half uur geschreven, zelfs al heeft hij het niet geschreven maar slechts uitgepoept, zelfs al bestaat zijn totale oeuvre uit boeken die misschien beter niet gepubliceerd hadden kunnen worden omdat ze niets anders zijn dan voorstudies, dan nog kan er maar één antwoord zijn, namelijk dat Het einde van de mensen in 1967 een prachtig boek is. Samen met De Vlieger van Maarten 't Hart is dit beste boek dat ik gelezen heb, sinds ik met recenseren ben begonnen.
        Het einde van de mensen in 1967 kan op verschillende manier gelezen worden. In de eerste plaats is het gewoon een spannend verhaal, met een begin, een midden en een eind. Verschillende verhaallijnen lopen moeiteloos in elkaar over en steeds blijft de nieuwsgierigheid naar het verdere verloop. Je kunt niet echt zeggen dat het boek een plot heeft, maar het is wel geconstrueerd met een einde dat door merg en been gaat. Voor mij kwamen de slotpagina's in elk geval totaal onverwacht, hoewel ik het achteraf had moeten zien aankomen. Het verdomd-ja-natuurlijk te kunnen veroorzaken bij de lezer, dat is het talent van de echte schrijver.
        Daarnaast is Het einde van de mensen in 1967 een zedenschets van een klein Vlaams stadje, dat bevolkt wordt door allerleisoortig crapuul: caféhouders, dronkelappen, hoeren en hoerlopers, alsmede door corrupte advocaten en huisartsen. Wat bij Louis Ferron in Viva suburbia zo jammerlijk mislukt is, gloreert bij Brusselmans op grote hoogte. Er is veel cynisme in het handelen van Brusselmans figuren, maar de schrijver tekent hen met zo gevoel voor humor dat zij invoelbaar menselijk blijven en geen rancuneuze kankeraars worden.
        Het is 1967 en plaats van handeling is de Pilaarstraat in Lensbeke, waar twee van de drie café's moeten sluiten wegens moverende omstandigheden. Tegenstellingen die jaren lang hebben gesluimerd komen nu aan het licht, waarbij het voortdurend opvalt dat de vrouwen, hoe vaak zij ook gebruuskeerd worden, in feite de macht in handen hebben. De mannen zijn hoofdzakelijk sukkels. Zij plegen zelfmoord, worden zelf doodgestoken als zij moord willen plegen, laten de verkeerde auto in de lucht vliegen of krijgen een hartaanval in het bordeel.
        Er valt in Het einde van de mensen in 1967 veel te lachen, al is het voortdurend de lach van de zwarte klucht. De hoofdstukken over de lesbische hoofdzuster Roza, die verliefd raakt op een veertienjarige boerendochter en die daar zeer zwaar voor wordt gestraft, zijn nauwelijks met droge ogen te lezen. Een mindere schrijver zou aan deze Strawdog-achtige vertelling misschien een heel boek wijden, maar bij Brusselmans is het slechts een zijlijn, verhaal in een verhaal. Het laat ook zien dat Brusselmans op een jaloers makende wijze woekert met zijn talenten. Wie zo veel in een verhaal kan stoppen, heeft inderdaad niet genoeg aan drie minuten per pagina. Hij moet opschieten. Hij heeft haast, haast, haast, want er is nog zo veel te vertellen.
        Eerst dacht ik even dat Het einde van de mensen in 1967 bedoeld was als een soort persiflage op het werk van Louis Paul Boon. De sfeer is hetzelfde, het volkse van de lagere standen in Vlaanderen. Maar als Brusselmans een maal op gang komt, begint het verhaal een eigen leven te leiden en vergeet je als lezer dat het citaat of een commentaar zou kunnen zijn op het werk van anderen.
        Wat mij in het boek van Brusselmans zo'n plezier deed, is het ineens weer opduikende besef dat ware literatuur ook een klein Vlaams provincieplaatsje tot onderwerp kan hebben en dat hoofdfiguren in een tragedie ook mensen kunnen zijn die in buurtcafé een pintje drinken. Wij wisten natuurlijk al dat het universum niets anders is dan een optelsom van een heleboel provincies, maar omdat de Nederlandse literatuur de laatste jaren nogal verwend is met romans waarin deftig over Einstein, Freeman Dyson en Wittgenstein wordt gefilosofeerd, zijn wij geneigd dat nog al eens te vergeten.
        Met opzet heb ik hier het verhaal in Het einde van mensen in 1967 niet naverteld. Natuurlijk, Hamlet laat zich nog best lezen, ook al weet je hoe het afloopt, maar het zou toch zonde zijn als de lezer van te voren precies weet wat Brusselmans nog in petto heeft. Mij rest voornamelijk de verbijstering over het feit dat iemand in zo'n korte tijd zo'n knap geconstrueerd boek kan schrijven. Als er één probleem is dat Brusselmans zou kunnen bedreigen bij het schrijven van zijn komende veertig romans dan is het een te veel aan talent, maar dat is natuurlijk een luxe-probleem.

HP/De Tijd, augustus 1999 © Max Pam



Brusselmans en de blotetettendanseuse

Door zinloos geweld vallen in het Vlaamse dorp Lensbeke in 1967 zes doden en vier zwaargewonden, zonder dat iemand om hen treurt. Een zevende sterft vergeten in de achterbak van de dorpsarts die op weg naar het ziekenhuis in een `hoerenkot' blijft hangen. Om hem treurt al helemaal niemand want hij was een `vuile weerstander' die in de oorlog tegen de Duitsers was.

Herman Brusselmans geeft in zijn verhalenbundel Het einde van mensen in 1967 een weinig verheffend beeld van Lensbeke en zijn bewoners. De mannen zijn zuipende fascisten die hun echtgenotes verkrachten en mishandelen: `In de Karpetstraat was verkrachting ongeveer de enige ontspanning van de debiele bewoners, naast messenvechten, katten doodslaan om ze op te eten en met de eigen kinderen onder de dekens kruipen.' Vrouwen kunnen slechts berusten, weglopen, of zelf naar het mes of de riek grijpen.

Het boek is een geraffineerd opgebouwde cyclus van vijf verhalen die steeds eindigen in een abrupte en bloedige climax. In een volgend verhaal, dat vanuit een hele andere invalshoek begint, wordt terloops de nasleep van de voorafgaande verhalen verteld. Omgekeerd bevat een eerder verhaal vaak de proloog voor een nieuw verhaal. De kroegbaas die in `Onheil in de Pilaarstraat' wordt doodgestoken, blijkt in `She likes it' een zoon te hebben die per ongeluk zijn moeder en zus doodt. De duivelse nimfijn die hem daartoe aanzet, heeft al eerder in `Zuster Rosa op de boerderij' een lesbische non te gronde gericht. Zo krijgt de bundel samenhang en geeft Brusselmans een veelkleurig beeld van het dorpsleven.

Brusselmans bouwt de spanning op door het verband tussen de vele plots goed gedoseerd en versluierd te onthullen, steeds terug- en vooruitwijzend. In ieder verhaal hangt een broeierige onheilssfeer, omdat er weer een slachtoffer gaat vallen, maar nog niet bekend is wie het zal zijn. Dat komt dan ook steeds weer als een verrassing.

Het boek is een uitzondering op de rest van het oeuvre van de Vlaamse veelschrijver. Meestal gaan zijn boeken over hemzelf: een in braaksel zwelgende, belegen puber die in de kroeg zit te mijmeren over meisjes en bier, en zit te schelden op België en de letterkunde. Zijn alter-ego en de polemische tirades begonnen na zo'n veertig boeken behoorlijk te vervelen. Het is dus toe te juichen dat in zijn nieuwe verhalenbundel andere onderwerpen worden aangesneden. Toch is ook dit boek een typische Brusselmans; zijn humor, zijn cynische wereldbeeld en de fascinatie voor drank en seks ontbreken niet.

Het einde van mensen in 1967 is een eigenzinnige variatie op de klassiek Vlaamse, sociaal bewogen streekroman. Brusselmans voegt zich in de traditie van Boon en Streuvels door kleurrijk het harde leven van het gewone volk te beschrijven. De personages hebben namen als Rappe Rik, Toon de Trekzak en Flor de Paardenmarchand. Ze spreken een sappig dialect: `Laat mij gerust! Ik sta hier de hele avond mijn rekker af te draaien en dan krijg ik wat kloppen tegen mijn smoel.' Copuleren heet `poepen', een vagina heet een `preut', en roddel heet `gazettenklap'. Alleen al voor het woord `blotetettendanseuse' verdient dit boek een plaatsje in de literatuurgeschiedenis.

Maar het is ook een anti-streekroman. Natuurbeschrijvingen komen er niet in voor, evemin als armoede of klassenconflicten. De bijziende advocaat rijdt weliswaar ongestraft arbeiders dood en de dokter maakt schandelijk misbruik van zijn machtspositie, maar dat is om aan te tonen dat de heersende klasse van Lensbeke geen haar beter is dan het gemene volk.

In dit boek zijn boeren, burgers en buitenlui even slecht. Zelden heeft een schrijver in één boek zoveel `crapuul' weten te verzamelen. Wat overigens niet wil zeggen dat het een onsympathiek boek is. Integendeel, het is een grappige bundel, sterk als de rijkelijk vloeiende drank en vet als de veelvuldig geserveerde bierworst.

Wilfred Takken
Bron: NRC: 26 maart 1999

This page was created by Erik 'PalmBoy' RAEYMAEKERS

created on 10-01-2004 - last updated on 27-12-2005