Met 'Prachtige ogen' offereert Herman Brusselmans zijn lezers wederom een langgerekte lachbui, zoals hij dat ook al met
'Het zinneloze zeilen' deed. Opnieuw duidt de lach echter niet op levensvreugd. Brusselmans noch zijn personages zijn
vrolijke kwasten, en minst van al Julius Cramp in 'Prachtige Ogen'.
Moedeloos sjokt deze weinig gemotiveerde student dagelijks naar de Rijksuniversiteit in Gent. Hij baalt al lange tijd voor
hij er arriveert, en de rest van het verblijf aldaar is ook niet veel zaaks. Cramp voelt dat het zo niet verder kan en kiest
willekeurig een dag uit waarop hij de misère een halt zal toeroepen. Hoe dat gebeurt wordt echter vooral bepaald door een
samenloop van even alledaagse als uitzonderlijke gebeurtenissen. Brusselmans laat Cramp over dit alles zelf aan het woord.
Daarin heeft hij gelijk gehad, want de wijze waarop Cramp zijn hilarische tragiek etaleert is door een schrijver moeilijk
te overtreffen.